Er zijn zoveel verschillende soorten doofblinden als er mensen met een auditief-visuele beperking zijn. Daarom zijn er zoveel verschillende manieren om met hen te communiceren. Sommige mensen horen genoeg om te kunnen horen en verstaan, mits de gesprekspartner duidelijk spreekt en de luisteromstandigheden gunstig zijn. Anderen zien genoeg om het gehoor met de ogen te kunnen ondersteunen, zodat een gesprek op de 'normale' manier nog steeds mogelijk is, op voorwaarde dat de kijkomstandigheden gunstig zijn. In werkelijkheid zijn de luister- en kijkomstandigheden vaak niet optimaal, zeker buitenshuis niet.
Sommige mensen hebben zo weinig restgehoor en zo weinig restvisus, dat het voor de communicatie niet bruikbaar is. De voorkeur voor een bepaalde vorm is per persoon verschillend en hangt o.a. af van de achtergrond van de persoon in kwestie.
Mensen die doof of zwaar slechthorend geboren zijn en later slechtziend of blind zijn geworden, hebben meestal een dove achtergrond. Dat betekent over het algemeen dat zij opgegroeid zijn met gebarentaal en het handalfabet. Als alternatief voor gebarentaal gebruiken zij vingerspellen in de hand en vierhandengebarentaal. Haptic Signs kan gebruikt worden als extra ondersteuning.
Mensen die slechthorend geboren worden leren niet altijd gebarentaal op jonge leeftijd. Sommigen groeien op in de horende wereld en komen weinig in contact met de Dovenwereld of met gebarentaal. Zolang ze nog goed kunnen zien kunnen ze zich behelpen met liplezen. Als hun zicht achteruit gaat kunnen ze gebruik maken van de communicatietechnieken voor doofblinden. Wie zwaar slechthorend is kan ook een cochlear implant laten plaatsen zodat het steeds mogelijk blijft om te horen.
Mensen die zwaar slechtziend of blind geboren zijn en later slechthorend of doof zijn geworden, hebben een blinde achtergrond. Deze mensen hebben geen ervaring met gebaren en vingerspellen, maar juist wel veel ervaring met braille. Lorm lijkt een beetje op braille en wordt dan ook met name door deze groep doofblinden gebruikt.
Bij de keuze van een communicatietechniek en/of communicatiehulpmiddelen zijn restvisus, gehoorrest en het tactiel functioneren doorslaggevend. Mensen met bruikbare gehoorresten kunnen hoorapparaten gebruiken om spraak en omgevingsgeluiden waar te nemen. Het is altijd nodig de mogelijkheden van de hoorapparaten, eventueel aangevuld met FM-apparatuur, grondig te onderzoeken en uit te testen. Als er nog restvisus is, moet deze ook optimaal aangesproken worden.
Verder moet rekening gehouden worden met een aantal andere factoren zoals:
Meestal zullen verschillende technieken gebruikt worden, afhankelijk van de gesprekssituatie.